Vlaanderen investeert in Vlaams-Brabantse schoolinfrastructuur
- Pieter Swillens

- 23 aug 2021
- 6 minuten om te lezen
Minister van Onderwijs Ben Weyts wil deze maand (april 2021) volop investeren in Vlaams-Brabantse schoolbouwprojecten. Uiteraard is dit een goede zaak, maar toch stel ik mij vragen bij deze investering.
Ik ben een fervent volger van het nieuws, maar naarmate ik ouder word, merk ik veel turbulentie op. Ik geef een stom voorbeeld: de aardbewoners zijn besmet met Corona. We moeten het tij keren en radicale veranderingen doorvoeren om de aarde weer gezond te maken, maar hoe doen we dat? In welke richting moeten we denken? Vroeger dacht ik altijd dat we in een wereld leefden, waar de mens het beter had dan ooit, maar paradoxaal genoeg voelen we dat onze systemen vastlopen. We kunnen er niet omheen dat onze systemen vroeger stabiel en zelfs voorspelbaar waren. Een aantal zaken gebeurden bijna automatisch. De verticale autoriteit gaf legitimiteit aan de hiƫrarchie, de democratisch gekozen politiek zorgde voor de nodige beslissingen. Wat beslist werd, regelde men via richtlijnen en procedures.
Op heden is onze omgeving jammer genoeg niet meer zo stabiel en het onderwijs is hier mede de dupe van.
Laat ons beginnen met de volatiliteit van het onderwijs. Er komen meer en meer veranderingen die steeds radicaler worden. Wat vandaag hip is, is morgen passƩ. We kunnen dus stellen dat stabiliteit een illusie is en dat een voortdurende verandering zowaar de norm is geworden. Uit gesprekken met leerkrachten en leerlingen, merk je gewoon dat de onderwijskwaliteit onder druk staat. De periode dat ons onderwijs veel aanzien genoot, lijkt voorbij te zijn. Het tij is gekeerd. In het schooljaar 2018-2019, had het Vlaams onderwijs te kampen met een percentage van 12,1% vroegtijdige schoolverlaters (zie bijgevoegde afbeelding voor verificatie, bron: Onderwijs Vlaanderen). Om dit even in verband te brengen met het streefdoel om het aantal vroegtijdige schoolverlaters in te perken, dat momenteel op 4,25% staat, merken we dat Belgiƫ faliekant faalt.
Nu ben ik misschien wel niet helemaal eerlijk geweest. Het streefdoel waar BelgiĆ« anno 2021 naar streeft, werd in 2020 ingevoerd ter verstrenging van de 8,6% die voorop gesteld werd in 2008. Hoop doet leven, maar als we weten dat er sinds 2014 een lineaire stijging is in het aantal schoolverlaters, ga ik er van uit dat dit āstreefdoelā eerder een utopie is dan een doel.
Jaar na jaar zijn er dus meer leerlingen die de school verlaten zonder diploma. Ze geraken gedemotiveerd, gaan spijbelen en haken uiteindelijk af. Ook het aantal leerlingen die een jaar opnieuw moeten doen, stijgt. Het is duidelijk dat de leerlingen zich niet meer goed voelen op de scholen en dit komt deels omdat ze er niet in slagen om een gefundeerde studiekeuze te maken. Het wordt voor de scholen steeds moeilijker om de kinderen en jongeren goed te begeleiden doorheen hun schoolloopbaan.
Alles gaat simpelweg te snel en het onderwijs kan niet volgen: leraren worden gedwongen te werken met methoden en/of materialen die niet langer geschikt zijn om de leerlingen degelijk te begeleiden en de maatschappelijke ontwikkelingen zoals de digitale evolutie, globalisering,⦠zijn simpelweg zaken waarop het onderwijs en de scholen niet anticiperen.
Deze ontwikkelingen zorgen voor onzekerheid. We weten niet wat de toekomst ons brengt, we tasten in het duister. Zijn we er ons zelfs van bewust dat we onze leerlingen vandaag opleiden voor een toekomst die we eigenlijk niet kennen? Welke competenties zullen later nog nodig zijn en welke beroepen zijn er tegen dan? Hoe zorgen we ervoor dat onze leerlingen nog iets om handen hebben wanneer verschillende toepassingen worden overgenomen door de computer? Je kan nu denken dat dit nog niet voor de nabije toekomst zal zijn, maar de technologie ontwikkelt zich sneller dan we zelf door hebben.
Deze omgeving van onzekerheid en volatiliteit zorgt voor complexiteit. Kinderen opvoeden en onderwijzen is moeilijk geworden. De premature blootstelling aan technologie (tablet en/of gsm), zorgt voor een gewenning aan een digitale organisatie. Het gehele leerproces verknippen in leerjaren en vakken, zorgt voor een complexe organisatiestructuur die de leerlingen niet gewoon zijn. Hier ontstaat onze eerste demotivatiefactor.
Tenslotte hebben uitdagingen en problemen geen eenduidige oplossing meer. Alles hangt samen: mensen, toestellen, organisaties en verschillende markten, zijn door de technologische vooruitgang en het internet met elkaar verbonden. Voor hetzelfde probleem, bestaan verschillende invalshoeken om te exploreren en het uiteindelijk ook op te lossen. De grenzen tussen de specialismen vervagen en de eindtermen worden meer en meer geĆÆntegreerd gerealiseerd ā zo we ook nu zien met de vernieuwde eindtermen.
Het spreekt voor zich dat de leerlingen een goed schoolgebouw verdienen. Dat de leerlingen zich zorgen maken om het gebouw dat zo wankel staat dat het elk moment kan instorten, is ook niet echt bevorderlijk voor de leeromgeving. Echter stel ik me wel de vraag of het de beste optie is om de vrijgemaakte gelden te besteden aan renovatie van de scholen. Het is dan ook om deze reden dat volgende bedenkingen enkel van toepassing zijn indien de scholen veilig genoeg zijn in de staat waarin ze nu vertoeven.
Een eerste bedenking die ik heb, is waarom er net voor deze scholen geld vrijkomt? Is dit omwille van veiligheidsredenen of willen ze renoveren omdat ze het beu zijn om voortdurend naar dezelfde stenen te kijken? Een simpele Google Search onthult ons hoeveel subsidies er worden vrijgemaakt voor de renovaties van scholen. Ik vind het dan ook moeilijk om te geloven dat al deze scholen een zeker veiligheidsgevaar lopen.
Een tweede iets dat ik in vraag stel, is waarom net die scholen worden uitgekozen? Wat met de andere scholen van Vlaams Brabant? Waarom krijgen zij geen subsidies? Hebben ze die al gehad? Of hebben ze gewoon pech? Zijn de scholen selectief gekozen? Of is het zoals de loting van een Champions League poule waarin je geluk moet hebben dat jouw balletje gekozen wordt?
Het onderwijs gaat achteruit. Ik merkte dit toen ik zelf stage liep, maar ook uit gesprekken met leerkrachten. Er is nood aan een nieuwe, duidelijke en enthousiasmerende visie op het onderwijs. Met de nieuwe leerplandoelen, heeft de politiek de contouren bepaald en duwt het de scholen daarmee in een nieuwe richting. Schoolbesturen verdienen nu het vertrouwen en de autonomie om deze contouren in te vullen. Leerkrachten die als professionals samenwerken in teams zouden een zinvolle bijdrage leveren om alle leerlingen te laten excelleren.
Verder is het ook belangrijk om open te staan voor vernieuwingen. Ik spreek mezelf nu misschien wel tegen aangezien ik daarjuist nog aangaf dat te veel veranderingen geen positief effect hebben op de evolutie van het onderwijs. De nuance ligt echter in het doel van vernieuwen: in plaats van te vernieuwen om te vernieuwen, moet men vernieuwen om deze vernieuwingen aan te houden. Men moet out of the box beginnen denken om op experimenterende wijze tot een nieuwe manier van organiseren te komen. De ontwikkeling van een integrale organisatievernieuwing door in te zetten op structuur, het ontplooien van het menselijk potentieel en het creƫren van een goede schoolcultuur, lijken mij nu noodzakelijker dan ooit om het onderwijs in zijn totaliteit terug naar het niveau van vroeger te tillen.
De bureaucratische, hiƫrarchische manier van lesgeven heeft haar tijd gehad. Vandaag is er nood aan een flexibele onderwijsorganisatie met multidisciplinaire teams, die samenwerken voor een vaste groep van leerlingen over de leerjaren en vakken heen. De vernieuwing van de leerdoelen alleen, zijn niet genoeg. De manier van lesgeven en het organisatorische aspect moeten mee evolueren. Dit betekent wel dat leerkrachten nauw met elkaar zullen moeten samenwerken om de leerlingen de passende ondersteuning kunnen geven. Ook scholen moeten meer samen gaan werken. Op grote schaal organiseren mag niet langer een doel zijn, maar moet een middel worden.
Uiteraard zijn deze zaken niet zomaar realiseerbaar. Scholen moeten, indien nodig, externe experten aannemen. We kunnen ze ook adviseurs noemen. Deze adviseurs kunnen zich bezighouden met het vernieuwen van de schoolcultuur en onderwijsvorm, terwijl de lessen ongestoord verder gaan. Geleidelijk aan werkt men toe naar een school die zijn manier van lesgeven volledig heeft aangepast aan het nieuwe leerplan, een school die het voor de leerlingen terug interessant maakt om zich persoonlijk te ontwikkelen. Echter kosten deze āadviseursā en de daar bijkomende vernieuwingen geld. Geld dat de scholen niet altijd hebben. Geld dat, in plaats van te investeren in scholen die willen verbouwen, beter besteed zou worden aan de vernieuwing van het schoolsysteem.
Dit is slechts een mening. Ik ben dan ook geen politicus en heb misschien ook te weinig inzage in heel de zaak. Toch ben ik ervan overtuigd dat het onderwijs niet meer is wat het geweest is en dat baart mij in zekere mate zorgen voor de toekomst.


Opmerkingen